(Informatie afkomstig uit de brochure ‘Veiligheid eerst’)
Hoofdstuk 1. Waarom is een goed veiligheidsbeleid belangrijk?
In elk bedrijf zijn er wel regels om veiliger te werken. Toch is dat nog wat anders dan een veiligheidsbeleid. Bij een goed veiligheidsbeleid worden risico’s in kaart gebracht, worden er preventieve maatregelen bedacht, regels en procedures opgesteld, zijn er bedrijfshulpverleners aangewezen en ook opgeleid, en wordt er een ongevallenregistratie bijgehouden. En dat zijn dan nog slechts enkele elementen van een goed veiligheidsbeleid.
Waarom is dat zo belangrijk? Met gezond verstand kom je toch ook een heel eind?
Inderdaad : met gezond verstand kom je een heel eind. Maar werken aan veiligheid is een vak. En dat niet iedereen dat vak voldoende verstaat, blijkt wel uit het grote aantal bedrijfsongevallen, dat er elk jaar plaats vindt in ons land.
Veiligheidsbeleid steeds belangrijker In de wet staat, dat de werkgever verplicht is zijn werknemers een veilige werkomgeving te bieden. Maar er is meer dan plicht. Het gaat de werkgever ook steeds meer geld kosten, als hij zich er van af maakt. Niet alleen de kosten voor ziekte en arbeidsongeschiktheid lopen op, ook dienen werknemers steeds vaker schadeclaims in tegen hun werkgever. En zijn rechters meer dan vroeger geneigd de werknemer in het gelijk te stellen, zeker als de werkgever onvoldoende heeft gedaan om de veiligheid te waarborgen!
Veiligheidsbeleid is dus steeds belangrijker!
Ongevallen zijn het topje van de risico-ijsberg
Behalve die ongevallen, waarvoor medische behandeling noodzakelijk is, zijn er veel bijna-ongevallen. Men spreekt wel van de ‘ongevallenpyramide’: in een organisatie waar 8 tot 10 zware ongevallen plaats vinden, vinden 1000 lichte ongevallen of zelfs 4000 incidenten per jaar plaats. Reken maar uit voor de eigen organisatie!
![]() |
Werknemer krijgt vaak zwarte piet
Ongevallen zijn een aanwijzing hoe veilig of onveilig een bedrijf is. Precieser geformuleerd : hoeveel aandacht er is voor veiligheid en veilig werken. Bedrijven die de registratie van ongevallen, ook kleine ongevallen, serieus nemen en dat gebruiken voor goed ongevalsonderzoek, kunnen er actief aan werken om de werksituatie veiliger te maken. Te vaak komt het voor, dat ongevallen toegeschreven worden aan slordigheid van de werknemer en het niet naleven van regels of procedures. Het ongeval wordt dan niet goed onderzocht, waardoor er onvoldoende wordt gedaan om herhaling te voorkomen.
Hoofdstuk 2: Werken aan een veilige organisatie.
“In de chemische- en proces-industrie is vaak een goed georganiseerde veiligheidszorg noodzakelijk. Dat is ook het geval bij het chemisch bedrijf Chemicals dat een lange traditie heeft in veiligheidszorg. Ook de nieuwe amerikaanse eigenaar is ‘keen on safety’. Een veiligheidscertificaat is voor contractors verplicht, het bedrijf is ISO-gecertificeerd. Er is een veiligheidskundige die ongewilde gebeurtenissen (onderverdeeld in minor, serious, major en critical incidents) registreert, onderzoekt, rapportages maakt en maatregelen voorstelt. |
Elk bedrijf doet wel ‘iets’ aan veiligheidsbeleid. Maar een ‘goed’ veiligheidsbeleid is echt wat anders dan ‘iets’ doen. Dat maakt het voorbeeld hierboven duidelijk. Het is een voorbeeld uit de chemische industrie, een bedrijfstak waar vrij veel aandacht is voor veiligheidsbeleid. Een ander citaat maakt duidelijk dat dat lang niet overal het geval is:
“We zijn als OR al jaren aan het proberen een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en Plan van Aanpak van de grond te krijgen. De arbodienst ziet het ontbreken ervan door de vingers en de Arbeidsinspectie laat het bij waarschuwingen. Hoe kan dit?” |
In een dergelijk bedrijf valt er veel te verbeteren. Natuurlijk zijn er verschillen tussen bedrijven : bij sommige zijn grote risico’s, bij andere minder grote. Maar ook bedrijven met kleinere risico’s kunnen heel goed een veiligheidsbeleid inrichten.
In dit hoofdstuk gaan we in op het inventariseren van risico’s en de maatregelen, die er genomen moeten worden.
2.1. Inrichten van een goed veiligheidsbeleid
Een goed veiligheidsbeleid, gericht op het voorkómen van ongevallen, bevat de volgende elementen:
- een actuele inventarisatie van risico’s, bijvoorbeeld in de risico inventarisatie en evaluatie (afgekort tot RI&E)
- een plan van aanpak – met termijnen! – waarin de maatregelen beschreven staan hoe deze risico’s vermeden kunnen worden of anders hoe er mee omgegaan moet worden, met heldere regels en procedures
- het aanwijzen en opleiden van mensen die als eersten verantwoordelijk zijn voor het aanpakken van de risico’s en knelpunten, en voor de bedrijfshulpverlening
- een regelmatige evaluatie en updaten van de situatie, inclusief het analyseren van relevante (bijna-) ongevallen en het bijstellen van het veiligheidsbeleid.
- Een goed veiligheidsbeleid staat bovendien op papier (na overleg met de OR), is aan iedereen bekend gemaakt en wordt regelmatig onder de aandacht gebracht. Het management waakt over de naleving van afspraken.
- Tot slot wordt er regelmatig geëvalueerd of het goed gaat. Alleen een beleid dat leeft en onderhouden wordt kan echt goed zijn!
Weten, wegen, werken, waken en vooral : willen! Het hele proces kan als een cirkel worden beschreven: Er is echter één belangrijke voorwaarde om dit op een goede manier te doen : |
2.2. Start ligt bij zorgvuldige inventarisatie en weging van risico’s
De Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E)
Eerste stap van een goed veiligheidsbeleid is het inventariseren van mogelijke gevaren in de onderneming. Deze risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) is inventariseert ook gezondheidsrisico’s, niet alleen risico’s op ongevallen.
De Arbeidsomstandighedenwet verplicht elke werkgever om een dergelijke inventarisatie te maken. Een bedrijf waar weinig verandert kan eens in de paar jaar een RI&E maken met een goede jaarlijkse evaluatie. Een bedrijf waar veel verandert zal dit vaker moeten doen. Overigens vergeten werkgevers nogal eens om de risico-inventarisatie aan te vullen na verhuizingen, verbouwingen, of aankoop van nieuwe gebouwen. De RI&E is dan niet (meer) van toepassing is op een deel van het bedrijf!
Niet alleen technische risico’s bekijken!
De neiging bestaat nogal eens om bij een RI&E vooral de technische risico-factoren te inventariseren: de machines, de apparatuur, de materialen. Maar om een werksituatie veilig te maken is meer nodig. Er wordt immers gewerkt met en door mensen! De omgeving waarin mensen werken bepaalt in grote mate in hoeverre mensen hun werk zonder fouten kunnen uitvoeren. Bovendien handelen mensen niet altijd verstandig en zijn ze niet altijd geconcentreerd. Het veiligheidsbeleid in een onderneming moet daar rekening mee houden!
Naast de technische factoren moeten dus ook organisatorische- en mensgebonden factoren aan de orde komen.
Wat staat er in de RI&E en wie stelt hem op? In een RI&E moeten de volgende vragen worden beantwoord:
De werkgever kan de RI&E zelf opstellen (met behulp van vele goede checklijsten die hiervoor bestaan) , maar ook kan hij dit vragen aan de Arbodienst, die hiervoor deskundigen in dienst heeft. Een werkgever die zelf een RI&E opstelt, moet in ieder geval de RI&E laten toetsen door de Arbodienst. Een werkgever die dat niet doet, kan hiervoor een boete krijgen van de Arbeidsinspectie. |
Technische en fysische factoren
In bijgaand schema zijn een aantal technische en fysische risico’s aangegeven die geïnventariseerd kunnen worden. Het is niet volledig , maar bevat de belangrijkste elementen.
Machines en gereedschap De werkgever is verplicht te zorgen voor goede en veilige arbeidsmiddelen. Eisen waaraan deze moeten voldoen, zijn in de wet en talloze voorschriften vastgelegd. En vergeet een belangrijk element niet : het onderhoud! |
Brand en explosie Brand kan overal gebeuren en is dus een mogelijk gevaar om in alle organisaties te bekijken. Wordt er gewerkt met brandgevaarlijke stoffen dan moet er informatie over bestrijding en hulpverlening zijn. |
Transportmiddelen Voor sommige middelen gelden wel rijbewijzen, voor andere moeten certificaten worden gehaald, weer andere kunnen bediend worden op basis van aanwijzingen en ervaring. Behalve eisen aan de bestuurders gaat het ook om de verkeersveiligheid op het terrein en de veiligheid van de transportmiddelen zelf. |
Gevaarlijke stoffen Er zijn stoffen die van zichzelf gevaarlijk zijn, andere pas in combinatie met een andere stof. Voor een groot aantal gevaarlijke stoffen gelden wettelijke MAC-waarden: de maximaal aanvaarde concentratie waaraan een gezonde, volwassene bloot gesteld mag worden. Op gevaarlijke stoffen moet aangegeven zijn hoe er mee gewerkt moet worden, over bestrijding van gevaren en hulpverlening |
Electriciteit Risico’s zijn vooral stroom door het lichaam en brand- en explosiegevaar. Werken met electriciteit is gebonden aan strikte regels die in de wet en aparte voorschriften staan. Spanningsloos werken is het uitgangspunt. Werkzaamheden aan lectrische installaties en toestellen is bovendien specialistenwerk! Zorg ook voor waarschuwingen aan niet-bevoegdheden, die in de omgeving werken |
Besloten ruimten Ketels, riolen, putten, machinekamers, liften : ruimtes waar extra waakzaamheid geboden is. Niet alleen omdat er specifieke gevaren zijn, maar ook omdat het moeilijker is om er te werken. De kans op fouten is groter. Bovendien kunnen hulpverleners moeilijker hulp bieden. Vaak geldt voor deze ruimtes een werkvergunning en zijn er speciale procedures, die eerst doorlopen moeten worden voordat er gewerkt mag worden. |
Uitglijden, verstappen en struikelen. Hier gaat het om gevaren die ontstaan als gevolg van bewegingen, gebrek aan bewegingsruimte, gladde of juist onregelmatige ondergrond, rommelige werkomgeving of opslag. Hier speelt vaak het ontwerp van ruimtes in en om het bedrijfsgebouw een rol. |
Werken op hoogte. Steigers, ladders, trappen, maar ook putten of bouwgaten, die niet goed dichtgemaakt zijn. Een klein hoogteverschil kan al tot ernstige letsel leiden. Komt veel voor bij tijdelijke situaties (bijvoorbeeld verbouwingen), en daarom een factor die extra aandacht eist. Voor werken op een hoogte boven 2,5 meter gelden strenge wettelijke eisen |
Extreme hitte en koude Het gaat hierbij om extreem koude of hete ruimtes of met stoffen of apparatuur, die extreme hitte of kou produceren. Bij het inventariseren van gevaren gaat het niet alleen om (bijvoorbeeld) verbrandingsgevaar of onderkoeling, maar evenzeer om de vraag of de overgang van kou naar warmte of andersom gevaren oplevert. |
Straling Het gaat hier om niet-ioniserende en ioniserende straling. Het kan gaan om vrijkomende straling (bijv. bij lassen), om straling als gebruiksmiddel (bijv. laser, röntgen) of vormen van verlichting (infrarood). Elke straling heeft zijn eigen risico’s. Dat kan schade zijn aan organen, verstoring van het hartritme e.d. Daarom geldt ook hier : er zijn strikte regels voor het werken met straling. Zoeken naar geschikt vervangende middelen is belangrijk. |
Organisatorische en mensgebonden factoren.
De organisatie van het werk heeft veel invloed op het risico-niveau in een organisatie. Organisatorische- en mensgebonden factoren kunnen niet-gevaarlijke situaties gevaarlijk maken : ze horen daarom een plaats te krijgen in de RI&E. Aan de volgende elementen kan gedacht worden:
- de verlichting van werkplekken. Goede verlichting kan ongevallen voorkomen.
- de inrichting van werkplekken. Een rommelige en onoverzichtelijke werksituatie leidt tot ongelukken.
- situaties die afwijken van de normaal functionerende bedrijfsvoering: risico’s bij storingen, onderhoud en het schoonmaken van apparatuur en machines e.d. In een doorsnee RI&E wordt méér aandacht besteed aan normale werksituaties. Ongelukken gebeuren als er van de routine wordt afgeweken!
- onregelmatige arbeidstijden en overwerk. Tijdens nachtdiensten worden meer fouten gemaakt, dan overdag. Oververmoeide werknemers maken ook meer fouten.
- de samenstelling van het personeelsbestand. Jongeren bijvoorbeeld behoren tot een belangrijke risico-categorie : jongeren tussen 15- 24 jaar zijn vaker bij een ongeval betrokken. Er zijn daarom aparte regels voor jeugdigen tot 18 jaar (zie ook pagina ..)
- andere bijzondere groepen : zwangere vrouwen en oudere werknemers bijvoorbeeld verdienen extra aandacht. Dit is in de wet vastgelegd.
- Een multicultureel personeelsbestand kan aanleiding zijn om extra eisen stellen aan voorlichting, onderricht en de onderlinge communicatie.
- een (te krappe) personeelsbezetting geeft extra risico’s. Is een ploeg groot genoeg om verantwoord te werken als er storingen zijn? Is er bovendien voldoende (opgeleid) personeel om het productie proces verantwoord door te laten draaien bij een hoog ziekteverzuim?
- werkdruk en werktempo beïnvloedt de veiligheid. Is de werkdruk hoog, dan dient er anders gekeken te worden naar risicovolle situaties dan wanneer het werk rustig kan gebeuren.
“Een collega raakte twee vingertoppen kwijt bij de verdelingsmachine, er was hoge werkdruk, geen tijd voor veiligheid, hij nam te veel risico. De machine is nu beter beveiligd.” |
- de wijze waarop mensen met elkaar omgaan, de cultuur in de organisatie dus. Het gaat om werkhouding en over het algehele “veiligheidsbewustzijn”: heerst er een ‘afrekencultuur’, of is men gewend om te leren van fouten en mislukkingen? Geven leidinggevenden het goede voorbeeld? Hoe loopt de interne communicatie?
- kennis en vakbekwaamheid van medewerkers. Zijn mensen in staat om het werk op veilige wijze te doen? Werken zij niet boven hun kunnen? Moet er extra instructie worden gegeven? Voor sommige soorten werk is bovendien certificatie verplicht, voor andere zijn diploma’s nodig. Wordt hieraan voldaan?
- tijdelijke krachten en uitzendkrachten. Een bedrijf moet zorgen voor hun veiligheid. Omdat ze ‘van buiten’ komen, moet er extra aandacht zijn voor voorlichting, instructie en toezicht.
“Vakantiekrachten sneden zich aan mesjes, die gebruikt werden voor het openen van de dozen. Klemden hun vingers bij het in de koeling zetten van containers, stootten hun handen stuk bij het vakkenvullen die per se volgepropt moeten worden. Dit alles in een poging tot personeelsinkrimping (winstverhoging) waardoor vakantiewerkers de prestatie moeten leveren van de vaste krachten en in minder tijd. Er wordt over gesproken in de OR maar maatregelen komen zo traag.” |
Werken bij derden
Veel werknemers werken niet bij hun eigen werkgever, maar ‘op locatie’: omdat zij uitgeleend worden (bijvoorbeeld door een uitzendbureau), omdat zij op karwei worden gestuurd (installateurs, monteurs of verkopers) of omdat hn werkplek zich ‘vast’ in een ander bedrijf bevindt (bijv. veiligheidsbeambten). De werkgever is – samen met die andere werkgever(s) – verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn eigen werknemers, óók als die elders werken. Dat betekent een goede check op omstandigheden elders, en goede afspraken met betreffende werkgevers!
“Bij werkzaamheden van buitenbedrijven heeft niemand een totaaloverzicht, waardoor ongevallen ontstaan. De communicatie tussen eigen mensen en verschillende aannemers is wel verbeterd. Er staat zoveel op papier, via de ISO-certificering moeten mensen vaste regels volgen en denken zelf dan weinig na. Degenen die de vergunning voor werkzaamheden vragen en die er voor tekenen, voeren het werk zelf niet uit. Een ongeval gebeurt vaak door samenloop van een reeks kleine fouten.” |
De evaluatie van risico’s.
Nadat de risico’s zijn geïnventariseerd worden de mogelijke gevolgen getoetst. Welke wettelijke voorschriften gelden er? Hoeveel mensen en welke mensen lopen er gevaar? Hoe groot is het risico en hoe dringend is het dat er wat aan wordt gedaan?
Vaak wordt deze weging gemaakt door per risico de kans (K) op het risico te vermenigvuldigen met het effect (E) dat dat risico heeft. Dus: hoe groter de kans, hoe hoger de risicoscore. Dat geldt ook voor de omvang van het effect. Is er een grote kans op ernstig letsel dan weegt dit zwaarder dan een risico waarbij weliswaar een grote kans bestaat, maar het effect klein. |
Dit alles levert een complete inventarisatie op plus een weging. Dit overzicht dient als uitgangspunt voor het plan van aanpak.
Overigens komen bij de evaluatie van risico’s altijd persoonlijke inschattingen (bijv. van leidinggevenden) om de hoek kijken. Tegenwicht van de OR bij de bespreking hiervan in de overlegvergadering is daarom erg belangrijk.
2.3. Het plan van aanpak : de maatregelen.
“Het verhelpen van gesignaleerde onveilige situaties is budget-gebonden, dus dat duurt soms lang. In de tussentijd blijft het bij waarschuwingen, dat is het goedkoopste.” |
Als de RI&E is opgesteld, moet er een Plan van Aanpak komen. Daarin staan de maatregelen die genomen gaan worden. De werkgever is verplicht dit plan van aanpak te ontwikkelen, en de Arbodienst moet hieraan zijn goedkeuring hechten. Ook de OR moet zijn goedkeuring geven. Naast de maatregelen horen er termijnen genoemd te worden en moet duidelijk worden aangegeven wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van onderdelen van het plan. Welke taken hebben leidinggevenden, P&O, een eventuele Arbocoördinator, de veiligheidskundige?
Bij aanpakken risico’s altijd éérst aanpak bij de bron.
Maatregelen kosten geld en tijd, daarom kan niet alles tegelijk. Er moeten afwegingen worden gemaakt – en niet zoals in het citaat hierboven. De meest gevaarlijke situaties, zeker als daar veel mensen bij betrokken kunnen zijn, moeten prioriteit hebben. Aan de andere kant zijn minder grote gevaren soms met weinig geld op te lossen, en kunnen meteen . Voor de vraag hóe risico’s kunnen worden beperkt zijn meestal meerdere oplossingen denkbaar, die tegen elkaar afgewogen kunnen worden.
Richtinggevend hierbij is de Arbeidsomstandighedenwet. Gevaren moeten in de eerste plaats bij de bron worden aangepakt : zo staat het in de wet. De oorzaak van het gevaar moet worden weggenomen of verkleind. Moet er wel met die gevaarlijke stoffen worden gewerkt of zijn er goede vervangers voor? Kunnen deze machines vervangen worden door veiliger machines? Kan de machine extra beveiligd worden? Is het werk zo in te richten, dat het risico wordt verkleind?
“Een instructie ‘niet in de machine met je handen’ is niet voldoende: er moet juist op worden ‘gerekend’ dat een werknemer net een mens is, dus niet altijd geconcentreerd is, moe kan worden, onbewust en routinematig handelt, e.d. Zo is er de bekende ‘nagrijp’- reflex, een impulsieve greep in de machine wanneer er iets fout gaat met het productieproces in de machine. Machine-onderdelen die gevaar opleveren voor personen, moeten daarom zo goed mogelijk zijn afgeschermd door materiele voorzieningen (beplating, beschermkappen, e.d.).” |
Soms is de “bronaanpak” echt niet mogelijk. Er bestaan gewoon geen betere machines, er zijn geen vervangende middelen, het werkproces kan niet veiliger worden ingericht. Dan komen er andere maatregelen in beeld. Voorrang krijgen dan die maatregelen die er op zijn gericht om de betrokken werknemers collectief te beschermen. Zijn er dus maatregelen te nemen waardoor iedereen tegelijk beschermd wordt? Een goede afzuiginstallatie voor gevaarlijke stoffen heeft dus prioriteit boven maskers.
Pas als ook dat niet kan, dan moeten doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) aan werknemers beschikbaar worden gesteld . PBM’s leveren op zichzelf soms al extra gevaar op: ze kunnen werknemers belemmeren bij hun bewegingen, belemmeren het zicht of dempen het gehoor, en dat zijn elementen die meegewogen moeten worden bij de keuze.
Combinaties van maatregelen heel gebruikelijk.
Overigens wordt in veel situaties een combinatie van deze maatregelen aangebracht.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken.
Bij bedrijf Oriando – een metaalbewerkingsbedrijf – worden metalen producten vervaardigd voor de detailhandel. Bij het bewerken van de producten komen niet alleen dampen vrij, maar ook schilfers en splinters metaal, die gevaar voor verwondingen geven. Het bedrijf heeft langs twee wegen de bron aangepakt. Ten eerste is het slijp- en lasproces aangepast waardoor minder schadelijke dampen vrij komen. Ten tweede heeft men voor het verder bewerken van de producten een andere machine aangeschaft, die beter overkapt is en waarbij de los te snijden schilfers en splinters naar achteren worden geschoten in plaats van schuin naar boven. Om te voorkomen dat werknemers alsnog last krijgen van de risico’s is afzuigapparatuur aangebracht (collectieve bescherming). Daarnaast hebben werknemers flexibele werkkappen gekregen, in kombinatie met lichte veiligheidshandschoenen (persoonlijke bescherming). |
Sommige werkgevers laten het hier-en-nu kostenplaatje doorslaggevend zijn bij hun keuzes. Dit leidt niet tot de beste keuzes voor werknemers of beste keuzes op langere termijn. Bemoeienis van de OR is dan erg belangrijk!
Overigens zijn een aantal investeringen die nodig zijn om de werksituatie veiliger of gezonder te maken aftrekbaar voor de belastingen. Niet alle werkgevers zijn van deze zogenaamde Farboregeling op de hoogte.
Heldere aanwijzingen, regels en procedures.
Veiligheid vergt een veilige werkwijze met duidelijke aanwijzingen, regels en procedures : hoe er gewerkt moet worden en hoe er gehandeld moet worden als zich storingen voordoen.
Dit kan mondeling, maar dat is meestal niet genoeg. Schriftelijke aanwijzingen hebben een aantal voordelen :
- iedereen werkt hetzelfde vanuit dezelfde standaard-instructie
- mensen die inspringen kunnen zich op de hoogte stellen
Bij een woninginrichtingsbedrijf worden regelmatig grote rollen tapijt aangevoerd per vrachtwagen en gelost met een speciaal transportmiddel Het slachtoffer van dit ongeval raakte bij het begeleiden, vasthouden en sturen van de rol met voet en been beklemd onder een wiel. Hierdoor raakten enkele tenen gekneusd. Het dragen van veiligheidsschoenen is normaal voor de mensen die het laad/los-werk doen, deze collega’s waren echter afwezig. Het slachtoffer doet dit werk normaal niet, was niet op de hoogte van de instructies. |
- een stuk op papier is bespreekbaar in het werkoverleg.
Wat er op papier staat moet wel actueel zijn. “Hier staan de regels op papier, maar eigenlijk doen we het al lang anders”, heeft geen enkele zin!
In feite moet er in de organisatie een “veiligheidsbewustzijn” ontstaan: men moet er van doordrongen zijn dat veiligheid en veilig gedrag belangrijk is, en dat iedereen daar een steentje aan kan bijdragen. Juist voorzichtigheid en zorgvuldigheid moet beloond worden, stoer en onveilig gedrag niet! Leidinggevenden hebben een belangrijke voorbeeldfunctie. Bedrijven die dit goed georganiseerd hebben, zorgen ervoor dat de veiligheid een onderwerp van gesprek is op werkoverleggen, via rapportages in de personeelskrant, bij beoordelingen en functioneringsgesprekken, via enquetes e.d.
Veiligheidsvoorzieningen vergroten weliswaar de veiligheid, maar zijn niet altijd handig, gemakkelijk en comfortabel. Mensen moeten daarom goed uitgelegd krijgen wat het belang is en duidelijke instructies krijgen voor het gebruik ervan. Bij persoonlijke beschermingsmiddelen hoor een handleiding voor eigen gebruik hierbij.
Contrôle, regelmatig onderhoud en signalering.
Een RI&E is een momentopname. Er wordt verder gewerkt, er komen nieuwe mensen, er worden nieuwe activiteiten opgezet, heen en weer geschoven met werkplekken en afdelingen. Bovendien gebeuren er altijd onverwachtse dingen, die niet in een RI&E staan.
Arbeidsmiddelen moeten daarom regelmatig, ook los van de RI&E, gecontrôleerd en onderhouden worden. Een periodiek en preventief onderhouds- en inspectieprogramma op machineveiligheid is een goede invulling van de wettelijke verplichting om de arbeidsmiddelen in goede staat te houden. Als er mankementen zijn of gevaren dreigen moeten deze gemeld kunnen worden. Helder moet zijn aan wie dat moet gebeuren.
Hou veiligheidsvoorzieningen intact!
Te veel ongelukken gebeuren omdat veiligheidsvoorzieningen “even” niet aanwezig waren. De markering was “even” weggehaald, omdat hij in de weg stond. Het veilige gereedschap was “even” geleend door die andere afdeling. Het trapje was “even” bij die andere machine gezet, omdat men daar niet bij een storing kon. Er was “even” niet gemeld dat de beveiliging van een deur niet helemaal in orde was. Dan moet er wel “even” een nieuwe oplossing worden aangebracht, die ongelukken voorkomt. Het onklaar maken van veiligheidsvoorzieningen op machines en transportmiddelen is verboden en strafbaar!
Extra info 1 : PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN (PBM). Het kan nodig zijn om mensen indivueel te beschermen tegen gevaren. De werkgever moet dan persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar stellen : bijvoorbeeld helmen, schoenen en handschoenen, valgordels, maskers, brillen, kleding of gehoorbescherming. Werknemers moeten deze dragen, als ze beschikbaar worden gesteld en noodzakelijk zijn. De kosten zijn volledig voor de werkgever. Deze PBM’s – zoals ze worden afgekort – moeten voorzien zijn van een CE-merk. Dit CE-merk garandeert dat zij aan fundamentele veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voldoen. PBM’s moeten geschikt zijn voor het doel waarvoor zij bestemd zijn. Ze moeten bovendien passend zijn (dus geschikt voor de werknemer die ze moet dragen, niet te groot, te klein of te zwaar bijvoorbeeld) en zijn in principe persoonsgebonden (ook in verband met de hygiëne). Daarnaast moeten werknemers een duidelijke gebruiksaanwijzing krijgen, zowel op papier als mondelinge instructie. Omdat PBM’s vaak niet handig of prettig zijn om te dragen tijdens het werk, is dat heel belangrijk. Het bevordert het gebruik! Zorg verder voor een goede plek om ze op te bergen. De werkgever moet overigens het gebruik van PBM’s coördineren en controleren (dus ook aanwijzen wie eindverantwoordelijk is). |
Vakbekwaamheid.
Het vergroten van de vakbekwaamheid van mensen – met name mensen die werken met machines, apparatuur, allerlei soorten mobiele arbeidsmiddelen (heftrucks, karretjes met of zonder aanhangwagens, graafmachines, kranen), met chemische stoffen – kan één van de noodzakelijke maatregelen zijn om de organisatie veiliger te maken. Er zijn hiervoor veel soorten opleidingen en cursussen. Overigens stellen steeds meer bedrijven voor bepaalde functies veiligheidscertificaten (bijv. VCA) verplicht, ook voor (onder)aannemers.
Extra info 2: MACHINEVEILIGHEID EN MOBIELE ARBEIDSMIDDELEN. Veilig en gezond werken met machines: dat was de achtergrond van de Europese machinerichtlijn die sinds december 1998 van kracht is. In de Arbeidsomstandighedenwet zijn aanwijzingen uit de richtlijn opgenomen. In de wet staan verplichtingen vastgelegd voor de constructie van (mobiele) arbeidsmiddelen en machines, voor het gebruik ervan én voor het onderhoud. Bewegende delen moeten van schermen of een andere beveiliging zijn voorzien, zodat gevaar voor werknemers wordt voorkomen. Ze moeten voldoende verlicht zijn. Bij mobiele machines en hijs- en hefwerktuigen voor het verplaatsen van personen hoort een beschermingsconstructie te zijn aangebracht, die verhindert dat machines te ver kantelen. Bij mobiele machines moeten zo beveiligd zijn dat onbevoegden er niet mee kunnen gaan rijden. Ook mogen de machines niet plotseling kunnen gaan rijden, als de bestuurder niet meer achter het stuur zit. Er gelden verder bepalingen voor spiegels, verlichting, brandblussers, rem- en stopvoorzieningen. In de wet staan ook verplichtingen voor periodieke keuringen van arbeidsmiddelen, de installatie en onderhoud. Ze zijn pas echt veilig als ze, naast een deugdelijke constructie met CE-keurmerk, goed geïnstalleerd zijn en regelmatig onderhouden worden. |