Intentieverklaring Arboconvenant Wonenbranche

0

11 augustus 2000 Ondergetekenden,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer drs. J.F. Hoogervorst,hierna te noemen: de overheid

enerzijds
en

1. Verenigingen van ondernemingen in de wonenbranche: Centrale Branchevereniging Wonen (CBW) en Vereniging Parketvloeren Leveranciers (VPL),

2. Verenigingen van werknemers in de wonenbranche: Dienstenbond CNV, Hout- en Bouwbond CNV, FNV Bondgenoten en FNV Bouw,

hierna te noemen: de sociale partners

anderzijds

Verder te noemen: partijen

Overwegende dat,

  • het kabinet in het regeerakkoord, voor de kabinetsperiode van 1998 tot 2002, stelt dat door verbeterde preventie van arbeidsgebonden aandoeningen en vroegtijdige reïntegratie in het arbeidsproces van zieke of tijdelijk arbeidsongeschikt geraakte werknemers, belangrijke structurele besparingen in de sociale verzekeringen en gezondheidszorg zijn te realiseren;
  • goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;
  • de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;
  • nochtans een verhoudingsgewijs groot aantal werknemers in de wonenbranche is blootgesteld aan de arbeidsrisico’s zware fysieke belasting (tillen), gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen) en werkdruk waardoor ziekmeldingen dientengevolge overwegend zijn gebaseerd op klachten van het bewegingsapparaat, de luchtwegen, het centraal zenuwstelsel en op klachten van psychische aard, waardoor het risico van arbeidsuitval onaanvaardbaar wordt vergroot;
  • verdere verbetering van arbeidsomstandigheden en vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen;
  • de regering in het regeerakkoord extra financiële middelen beschikbaar heeft gesteld voor het afsluiten van convenanten in branches waar de arbeidsrisico’s het grootst zijn;
  • de basis en verantwoording voor het afsluiten van deze convenanten is neergelegd in de nota ‘Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)’;
  • het kabinet en de leden van de Stichting van de Arbeid, op 3 december 1998, een gemeenschappelijke verklaring hebben ondertekend, waarin zij de aanpak van ‘Arboconvenanten nieuwe stijl’ ondersteunen en als belangrijk instrument zien voor de preventie van ernstige arbeidsrisico’s;
  • deze intentieverklaring niet in rechte afdwingbaar is;
  • onderhavige intentieverklaring ter vaststelling dient van: a) de wijze waarop het convenant tot stand komt;

    b) de voorwaarden waaraan het convenant tenminste moet voldoen;

komen partijen het volgende overeen:

Algemeen

Artikel 1

  1. Partijen stellen zich ten doel om binnen 1 jaar na ondertekening van onderhavige intentieverklaring te komen tot de ondertekening van een convenant in de wonenbranche op het terrein van de arbeidsrisico’s fysieke belasting, gevaarlijke stoffen en werkdruk en ten aanzien van vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers gedurende het eerste ziektejaar in de wonenbranche.
  2. Partijen stellen hiertoe een branche-begeleidingscommissie (BBC) in ten behoeve van de totstandkoming van een voor alle partijen aanvaardbaar en werkbaar convenant, en de aansturing en begeleiding tijdens de uitvoering van het convenant.
  3. De BBC legt de overeengekomen afspraken en maatregelen neer in een conceptconvenant en legt deze voor aan de onderscheiden achterbannen. Na instemming wordt het conceptconvenant definitief, en door partijen ondertekend.

Branche-begeleidingscommissie

Artikel 2

  1. De BBC bestaat uit 8 leden, waarvan 3 werkgeversvertegenwoordigers (de heer Schlösser en de heer De Blok van het CBW en de heer Van der Bruggen van de VPL) 3 werknemersvertegenwoordigers (mevrouw Jansen en de heer Warning van FNV Bondgenoten en de heer Van de Put van Dienstenbond CNV) en 2 vertegenwoordigers van de overheid (de heer Broere van het Ministerie van SZW en de heer Van Dijk van de Arbeidsinspectie). In geval van verhindering kunnen partijen zich door een plaatsvervanger in de BBC laten vertegenwoordigen.
  2. Tot de taken en bevoegdheden van de BBC behoren: a) advisering over inhoud en opzet van onderzoek naar de stand der techniek en de nulmeting van de risicopopulatie en maatregelen, zoals nader is omschreven in artikel 3; b) het doen van voorstellen voor haalbare afspraken omtrent de toepassing van normen en maatregelen op basis van de uitkomst van het onderzoek naar de stand der techniek en de nulmeting van de risicopopulatie en maatregelen ten aanzien van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk en ten aanzien van de vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers; c) het bepalen van de kwantitatieve taakstelling(en) en de termijn van het convenant, zoals nader is omschreven in artikel 4; d) het opstellen van een plan van aanpak voor de uitvoering van het convenant, waarin ten minste de volgende doelactiviteiten zijn uitgewerkt: i) het organiseren van voorlichting ten aanzien van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk alsmede ten aanzien van vroege reïntegratie, voor zowel werkgevers als werknemers; ii) het organiseren van voorlichting ten aanzien van gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen) voor zowel werkgevers als werknemers indien uit onderzoek blijkt dat de vervangingsverplichting en -mogelijkheden van de gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen) in de wonenbranche nog onvoldoende bekend zijn; iii) het periodiek monitoren (tussen- en eindmeting) van de implementatie van het convenant; iv) het ontwikkelen/continueren van een structurele arbo-voorziening in de branche; v) het verder ontwikkelen van een branchespecifieke RI&E ten aanzien van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk; Daarnaast kunnen de volgende doelactiviteiten worden overwogen: vi) het uitzetten van pilot-projecten om nieuwe arbeidsmiddelen, -maatregelen en -methoden ten aanzien van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk alsmede ten aanzien van vroege reïntegratie, op ondernemingsniveau te testen; vii) het scholen en betrekken van werknemers en werkgevers op het terrein van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk alsmede op het terrein van vroege reïntegratie, teneinde de implementatie van de maatregelen op ondernemingsniveau te waarborgen; viii) het ontwikkelen van een praktisch handboek voor de implementatie van de convenantsafspraken op ondernemingsniveau; e) het bepalen van de middelen die van de bijdragende partijen worden gevraagd voor de uitvoering van de doelactiviteiten; f) het doen van voorstellen voor een procedure voor het oplossen van conflicten in verband met de uitvoering van het convenant, voor het geval één of meer partijen de afspraken in het convenant niet nakomen;

    g) het doen van voorstellen voor het waarborgen van de naleving van de afspraken in het convenant op ondernemingsniveau.

  3. De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van (externe) deskundigen of een extern projectbureau noodzakelijk is.

Onderzoek: Stand der techniek & Nulmeting risicopopulatie en maatregelen

Artikel 3

  1. Onderzoek wordt in wonenbranche verricht naar de stand der techniek voor de beheersing van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk, de invoering van bronmaatregelen ten aanzien van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk, alsmede de bevordering van vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers in de wonenbranche.
  2. Met onderzoek naar de stand der techniek wordt bedoeld: de thans of in de toekomst mogelijke maatregelen, daarbij gelet op wat gezondheidskundig wenselijk, bedrijfseconomisch haalbaar en praktisch uitvoerbaar is.
  3. Een nulmeting wordt in de wonenbranche verricht van de risicopopulatie die is blootgesteld aan de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk.
  4. Een nulmeting wordt in de wonenbranche verricht van de instroom in de WAO en de verzuimduur, alsmede de effectiviteit van activiteiten om vroege reïntegratie te bevorderen.
  5. Een nulmeting wordt in de wonenbranche verricht van de maatregelen die momenteel in de praktijk worden toegepast voor de beheersing van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk, de invoering van bronmaatregelen ten aanzien van de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk, en de bevordering van vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers.
  6. Een nulmeting wordt verricht naar de bekendheid met en implementatie van de OPS vervangingsregeling (Stcrt 1999, nr. 245) van gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen) in de wonenbranche.

Kwantitatieve taakstelling

Artikel 4

  1. De doelstelling van het convenant wordt weergegeven in (een) kwantitatieve taakstelling(en) gebonden aan een termijn waarbinnen de taakstelling(en) moet worden behaald.
  2. De kwantitatieve taakstelling(en) wordt geformuleerd op basis van het onderzoek naar de stand der techniek en de nulmeting van de risicopopulatie en maatregelen, zoals nader is omschreven in artikel 3.
  3. De kwantitatieve taakstelling(en) is gericht op reductie van aantal blootgestelden aan de arbeidsrisico’s fysieke belasting, gevaarlijke stoffen , normering van de blootstelling aan de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk, en de mate van toepassing van preventie- c.q. bronmaatregelen met betrekking tot de arbeidsrisico’s fysieke belasting en werkdruk.
  4. Een kwantitatieve taakstelling wordt ook bepaald voor het beoogde aantal werknemers dat vroegtijdig reïntegreert.

Subsidie

Artikel 5

  1. Voor de navolgende activiteiten die betrekking hebben op de totstandkoming van het convenant kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt.1999, nr. 187) tot een maximum van 100 procent subsidie worden verstrekt: a. secretariële, organisatorische, deskundige of logistieke ondersteuning; b. het doen van onderzoek, in het bijzonder naar de (toepassing) van de stand der techniek en de nulmeting van risicogroepen en maatregelen, op basis van artikel 3; c. het ontwikkelen van doelactiviteiten; d. het opstellen van een plan van aanpak.
  2. Nadat een convenant is totstandgekomen kan voor de navolgende activiteiten die betrekking hebben op de implementatie en evaluatie van een convenant binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, nr. 187) tot een maximum van 50 procent subsidie worden verstrekt: a. secretariële, organisatorische, deskundige of logistieke ondersteuning; b. de implementatie en uitvoering van doelactiviteiten, op basis van artikel 2, lid 2, onderdeel d;

    c. de opzet en uitvoering van het evaluatieonderzoek naar de uitvoering en de effectiviteit van de in een convenant gemaakte afspraken.

Wijziging en Voortijdige beëindiging

Artikel 6

  1. Indien: a. de verplichtingen uit de intentieverklaring niet worden nagekomen; b. er zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat de intentieverklaring redelijkerwijs niet kan worden voortgezet; c. door anderen dan bij de intentieverklaring betrokken partijen aangegeven wordt dat de wens bestaat toe te willen treden, zullen de partijen in overleg treden over (de noodzaak van) nakoming en wijziging van deze intentieverklaring.
  2. Partijen treden binnen 4 weken in overleg nadat een partij, op basis van lid 1, onderdelen a t/m c, aan de andere partijen schriftelijk de wens daartoe heeft medegedeeld. Indien het overleg niet binnen 4 weken tot overeenstemming leidt mag elke partij de intentieverklaring schriftelijk opzeggen.
  3. De overheid kan zich met het sluiten van onderhavige intentieverklaring niet aan haar bijzondere verantwoordelijkheid voor de bescherming van algemene of bijzondere beschermingswaardige belangen onttrekken, waaronder met name begrepen de belangen op het terrein van arbeidsomstandigheden. De overheid behoudt zich dan ook het recht voor – indien daartoe naar haar mening de noodzaak bestaat – eenzijdige afwijkende maatregelen te treffen. De naar het oordeel van het kabinet noodgedwongen algemene maatregelen zullen (desalniettemin) eerst worden besproken met de BBC.

Looptijd

Artikel 7

Deze intentieverklaring treedt inwerking op de dag van ondertekening en eindigt met de ondertekening van het in artikel 1, lid 1, genoemde convenant, tenzij een partij de intentieverklaring overeenkomstig artikel 6, lid 2, beëindigt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
 
Verenigingen van ondernemers,  
Centrale Branchevereniging Wonen (CBW)
G. J. Steenvoorde
Vereniging Parketvloeren Leveranciers (VPL)
H. R. Ebbelink
Verenigingen van werknemers,  
FNV Bondgenoten Dienstenbond CNV
K. de Deugd A. R. van de Put
FNV Bouw Hout- en Bouwbond CNV
Th. J. van Amersfoort D. van de Kamp
Plaats: Den Haag Datum: 11 augustus 2000