Arbosite FNV Bondgenoten: Persbericht SZW

0
 

(persbericht 00/052 SZW d.d. 28 maart 2000)

Niemand hier behoef ik ervan te overtuigen dat het nodig is in de bouwsector maatregelen te nemen tegen fysieke belasting, werkdruk en het werken met gevaarlijke stoffen. U maakt in uw sector al veel werk van veiligheid en gezondheid. Vandaag doet u daar samen met de overheid nog een schep bovenop.

Zo dadelijk tekenen wij, samen met de AVBB, FNV Bouw en de Hout- en Bouwbond CNV een convenant voor de aanstelling van arbovoorlichters en een intentieverklaring voor het terugdringen van fysieke belasting, werkdruk en het werken met kwarts en oplosmiddelen.De bedoeling is dat de arbovoorlichters op 1 september aan de slag gaan. En voor het einde van het jaar moet er ook een convenant zijn met goede afspraken over de aanpak van de veiligheidsrisico’s en werkbelasting.

Er werken bijna een kwart miljoen mensen in de bouw, van wie rond 200.000 op de bouwplaats. Het is voor al die mensen niet makkelijk om dagelijks de kwaliteit van hun eigen arbeidsomstandigheden in de gaten te houden. Er wordt gewerkt op wisselende plaatsen, onder wisselende omstandigheden en met steeds andere collega’s. Bij de bouw zijn niet alleen aannemers betrokken, maar ook onderaannemers, architecten, leveranciers en afwerkbedrijven. Ook dat maakt het niet eenvoudig om tot conforme arbeidsomstandigheden te komen die door iedereen worden gedragen en nageleefd. Maar in een hoogrisico-sector als de bouw moet wel alles worden gedaan om die arbeidsomstandigheden voortdurend te verbeteren.

Verbetering van de arbeidsomstandigheden is niet alleen uw belang. Het staat ook hoog op de agenda van het kabinet. In deze kabinetsperiode trekken we 160 miljoen gulden uit voor `Arboconvenanten Nieuwe Stijl’. Dit is uniek.
De kern van die convenanten is dat werkgevers- en werknemersorganisaties samen zoeken naar wegen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en de overheid hen daartoe mede in staat stelt.

Goede arbeidsomstandigheden zijn noodzakelijk om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid te voorkomen. Iedereen heeft daar belang bij. De werkgevers, die met hoge kosten worden geconfronteerd als een werknemer ziek of arbeidsongeschikt wordt. Maar ook omdat een gezonde uitstraling van de bedrijfstak het beter mogelijk maakt personeel te werven op de krappe arbeidsmarkt. En dat er in uw bedrijfstak een tekort is aan mensen is evident.

Ook werknemers hebben belang bij goede arbeidsomstandigheden. Zij hebben er immers niets aan om ziek of arbeidsongeschikt en in dat laatste geval met minder inkomen, thuis te zitten.

In de bouw loopt men risico’s. Dat blijkt ook wel uit de cijfers. Om maar een voorbeeld te geven: in 1998 werden nog ruim 180.000 mensen regelmatig blootgesteld aan hoge fysieke belasting. In 1996 waren dat er overigens nog ruim 190.000. Het aantal loopt terug en daaruit blijkt wel dat het probleem serieus wordt genomen.Dat blijkt ook uit de daling van het aantal ongelukken met dodelijke afloop. In 1997 onderzocht de Arbeidsinspectie er nog 32. In 1998 gebeurde dat twintig keer. Ook ziekte en arbeidsongeschiktheid lopen terug in de bouw. De bouwsector is er in geslaagd de arbeidsuitval terug te dringen tot iets onder het landelijke gemiddelde. En dat na vele jaren waarin er sprake was van een hoog ziekteverzuim en een grote instroom in de WAO.

Overigens is er voor wat de instroom in de WAO betreft, weer een lichte kentering ten kwade te bespeuren. In de eerste drie kwartalen van 1999 was de instroom groter dan in dezelfde periode van 1998. En pas op. Instroom in de WAO kan de werkgever veel geld kosten. Dat blijkt onder andere uit berekeningen van KPMG Bureau voor Economische Argumentatie. Een fictief bouwbedrijf met 1000 werknemers en een premieplichtige loonsom van 50 miljoen kan in 2003 een aanzienlijke variabele WAO-premie betalen. Deze variabele premie is naar schatting minimaal 0,68 miljoen en kan oplopen tot maximaal 5,6 miljoen per jaar. De hoogte van de variabele premie hangt af van het aantal werknemers dat instroomt in de WAO. Door een goed preventiebeleid kan dit fictieve bedrijf per jaar daarom per jaar bijna vijf miljoen gulden besparen als het er voor zorgt dat de instroom in de WAO minimaal is.

Terug naar de realiteit van vandaag.Dat de bouw nog een hoogrisico sector is, hoef ik aan u niet uit te leggen. Dat de fysieke belasting hoog blijft ook niet. In 1998 kwamen er nog 550 mensen uit de bouw met rugklachten in de WAO terecht. En in datzelfde jaar belandden 96 mensen met verschijnselen van werkstress in de WAO. In 1996 was dat er nog geen een.Maar twee jaar later zegt meer dan de helft van de werknemers in de bouw dat ze regelmatig onder hoge tijdsdruk moeten werken. Dat er dus reden is om gezamenlijk voortvarend aan de slag te gaan om fysieke belasting, werkdruk terug te dringen, is zonneklaar. En ook dat de blootstelling aan gevaarlijke stoffen zoals kwarts en oplosmiddelen moet worden tegen gegaan. Gevaarlijke stoffen met een hoog gezondheidsrisico, die longkanker of OPS kunnen veroorzaken.

Ruim 100.000 mensen in de bouw worden blootgesteld aan kwartsstof. Bij tien percent van hen is sprake van blootstelling aan een zo hoge concentratie dat ze de kans lopen om ernstig ziek te worden.In de praktijk moet het gebeuren.Waar het vooral om gaat is dat mensen zich tijdens hun werk bewust zijn van de omstandigheden waaronder ze werken.

In dat verband ben ik zeer blij met het convenant dat nu ter ondertekening voor ligt. Daardoor kunnen straks arbovoorlichters aan het werk die zelf de risico’s aan der lijve hebben ondervonden. Daarom was het ons er ook veel aan gelegen om het plan om voormalige WAO’ers in te zetten als voorlichter te laten slagen. Al is het aantal mensen dat kan worden ingezet dan wellicht lager dan sommigen van u hadden gehoopt, ze komen er nu wel.

Ik ga er van uit dat die stap snel kan worden gevolgd door een convenant dat de arbeidsomstandigheden nog verder verbetert. Met de verwezenlijking daarvan wens ik u veel succes. Ik nodig u bovendien hierbij uit om opnieuw met ons te praten over een volgend convenant voor de versnelde reïntegratie van werknemers in het eerste ziektejaar. Want ook dat is in ons aller belang.