Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, persbericht arboconvenanten

0
Bedrijfstakken die met behulp van een convenant hun arbeidsomstandigheden willen verbeteren, kunnen daarvoor subsidie krijgen. Tot en met 2002 is voor deze zogeheten arboconvenanten 161 miljoen gulden beschikbaar. Doel van een arboconvenant is het verminderen van arbeidsrisico’s en de beperking van de WAO-instroom. Het convenant moet gaan over een of meer van de 7 grootste arbeidsrisico’s: tillen, werkdruk, RSI (muisarm), schadelijk geluid, OPS (schildersziekte), allergene stoffen en kwarts.

Dit staat in de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden van staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die in de Staatscourant is gepubliceerd. De subsidieregeling vloeit voort uit het regeerakkoord van 1998, waarin de intensivering van het arbeidsomstandighedenbeleid wordt aangekondigd. Het subsidiebedrag wordt jaarlijks bepaald. Voor 1999 is er nog 12 miljoen gulden beschikbaar.

In deze kabinetsperiode wil staatssecretaris Hoogervorst met minimaal 20 bedrijfstakken arboconvenanten afsluiten. De subsidie is bedoeld voor de 29 geselecteerde bedrijfstakken, die te maken hebben met een of meer arbeidsrisico’s die een groot deel van de arbeidsongeschiktheid veroorzaken of aanzienlijke negatieve gezondheidsgevolgen hebben. Ook is de subsidie bedoeld voor de bedrijfstakken die zelf aangeven problemen te hebben met een of meer van de 7 grootste arbeidsrisico’s, de zogeheten zelfmelders. Naast afspraken over de 7 grootste arbeidsrisico’s kunnen in het convenant ook aanvullende afspraken over andere arbeidsrisico’s of over re´ntegratie van zieke werknemers in aanmerking voor subsidie komen. Individuele bedrijven en instellingen kunnen geen beroep doen op de regeling.

Arboconvenanten komen stapsgewijs tot stand. Met de intentieverklaring (het preconvenant) geven de deelnemende partijen (werkgevers, werknemers en overheid) aan, afspraken te willen maken over de afbouw van een of meer arbeidsrisico’s. Na de ondertekening van de intentieverklaring wordt een branchebegeleidingscommissie ingesteld, die bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze commissie houdt zich bezig met de inhoud van het convenant en een plan van aanpak, waarin activiteiten staan die gericht zijn op de concrete vermindering van de arbeidsrisico’s in een vastgelegde periode.

De activiteiten in de voorbereidings-, implementatie- en evaluatiefase, zoals deze zijn omschreven in de intentieverklaring en het convenant, komen in aanmerking voor subsidie. Uitgangspunt bij de financiering van deze activiteiten is dat de sociale partners en de overheid in principe in gelijke mate bijdragen aan de kosten van het convenant. De subsidieaanvraag, waarover overeenstemming moet bestaan tussen de gezamenlijke partijen, kan door een van de partijen worden ingediend.