Arboconvenanten in de bedrijven

0
4. Hoe zorgen we dat arboconvenanten op bedrijfsniveau iets gaan betekenen?

Sommige mensen denken dat met het bereiken van een intentieverklaring of een arboconvenant de race is gelopen. Niets is minder waar. Het gaat om de uitvoering en dan met name om de daadwerkelijke resultaten van de gepleegde inspanningen. Dat zal vooral in de bedrijven zelf moeten gebeuren.

Wat is daarvoor nodig?

a) een goede vertaling van het convenant naar konkrete afspraken op bedrijfsniveau
b) voorwaardenscheppende (stimulerende) maatregelen (b.v. de FARBO-regeling) goed gebruiken c) veel aandacht voor publiciteit, informatie en voorlichting d) vergroten van werknemersbetrokkenheid e) vergroten draagvlak bij werkgevers

f) goede afspraken over het doen naleven (=handhaven) van de afspraken)

Meer informatie…

Meer informatie: a) vertaling naar bedrijfsniveau
Hoewel convenanten op bedrijfstakniveau afgesproken worden, moeten de maatregelen die leiden tot betere arbeidsomstandigheden in de bedrijven zelf worden getroffen. Ook het aantal blootgestelden aan een bepaald risico in een bedrijfstak is niet anders dan de optelsom van het aantal blootgestelden in de afzonderlijke bedrijven. Kortom, de afspraken moeten worden vertaald naar doelstellingen op bedrijfsniveau. Het maakt dan niet uit of het gaat om activiteiten, maatregelen of aantallen blootgestelde werknemers.

Een methode die het overwegen waard is, is het afsluiten van bedrijfsconvenanten tussen medezeggenschapsorgaan (PersoneelsVertegenwoordiging, OR) en werkgever. Zulke convenanten hebben ook in het verleden bestaan. Juridisch gezien kan de OR partij zijn. Ook tripartiete bedrijfsconvenanten (let op: werkgever-ondernemingsraad-vakbond) zijn mogelijk.

In bedrijven waar geen formele medezeggenschap is, zou van de werkgever verwacht mogen worden dat hij zelf een plan opstelt en dit bespreekt met de belanghebbende werknemers. Zo’n plan zou overigens prima kunnen samenvallen met het wettelijk verplichte Plan van Aanpak op basis van de Risico- Inventarisatie en Evaluatie (RIE). In het kader van de RIE zouden ook onderzoek en metingen kunnen worden uitgevoerd, om te bepalen hoeveel mensen blootgesteld zijn aan een bepaald risico. Op die manier wordt de uitvoering van een arboconvenant ingebed in het normale arbobeleid van een bedrijf en beperken we de administratieve belasting waar werkgevers zo’n hekel aan hebben. Bovendien leggen we desgewenst een deel van het uitvoerende en monitorende werk bij de arbodiensten en vergroten we de kans dat werknemers en medezeggenschap actief betrokken raken.

Deze aanpak kan ook gevolgd worden in bedrijven waar wel geformaliseerde medezeggenschap bestaat.

Verder zou in een convenant kunnen worden afgesproken dat alle aangesloten bedrijven de eigen plannen schriftelijk indienen bij de Branche Begeleidingscommissie (BBC). Zowel de BBC als de Arbeidsinspectie kunnen op die manier de vinger aan de pols houden.

b) Voorwaardenscheppende (stimulerende) maatregelen gebruiken (en niet misbruiken)

Er is veel geld gemoeid met de invoering van arboconvenanten. De overheid heeft voor de convenanten zelf meer dan 150 miljoen gulden vrijgemaakt. Daarnaast is de FARBO-regeling ingesteld, die fiscaal vriendelijk afschrijven van arbo-investeringen mogelijk maakt. Tot slot zijn er bedrijfstakfondsen die wellicht ook een bijdrage kunnen (willen) leveren aan verbetering van arbeidsomstandigheden in de branche. Dit geld moet zo effectief mogelijk besteed worden, omdat het maar één keer kan worden uitgegeven. Het kan uiteraard gebruikt worden om werkgevers over de streep te trekken. Er zijn echter nogal wat gevaarlijke ‘slokops’ die er toe kunnen leiden dat het geld op is als het echt nodig is:

– te langdurige aanlooptrajecten, waardoor de kosten van het ondersteunend apparaat te vroeg in het proces vallen; – het te pas en te onpas inschakelen van dure onderzoeksinstituten en adviseurs, daar waar ook andere mogelijkheden bestaan;

– activiteiten en campagnes die niet gekoppeld zijn aan kwantificeerbare resultaten, of daar niet op geëvalueerd worden.

c) Veel aandacht voor publiciteit, informatie en voorlichting

Voorlichtingsactiviteiten voor werknemers en medezeggenschap horen deel uit te maken van arboconvenanten. Ze moeten niet alleen leiden tot meer bewustzijn van de risico’s waarmee mensen in hun werk te maken krijgen of tot een gezondere, veiligere manier van werken. Ze kunnen ook als functie hebben dat de inhoud en doelstellingen van arboconvenanten meer bekendheid onder werknemers krijgen. Dit leidt er dan weer toe dat werknemers ook zelf in hun eigen omgeving actiever gaan signaleren, monitoren enz.
Het kan daarnaast ook nut hebben de gang van zaken bij de uitvoering van arboconvenanten tot een item in de pers te maken (interviews, reportages e.d.). De laatste maanden lukt het steeds beter arbeidsomstandigheden in de media te profileren. Waarom zou dat ook niet met de arboconvenanten kunnen?

d) vergroten van werknemersbetrokkenheid

Voor het slagen van arboconvenanten en voor de vertaalslag naar de bedrijfssituatie is betrokkenheid van werknemers cruciaal. In één van de volgende vragen wordt hier nader op ingegaan.

e) vergroten draagvlak bij werkgevers

Toen in de Stichting van de arbeid onderhandeld werd over het wel of niet deelnemen van sociale partners aan arboconvenanten, bleken de werkgevers niet bijster enthousiast. Uiteindelijk is er een akkoord gekomen, maar om nu te zeggen dat werkgevers stonden te trappelen – nee…

Ook nu nog moeten we er rekening mee houden dat werkgevers niet in alle gevallen even enthousiast zijn om arboconvenanten af te sluiten. Toch is het ook in het belang van werkgevers om dit traject in te gaan:

– goed uitgevoerde arboconvenanten kunnen, meer dan wet- en regelgeving, bijdragen aan een daling van ziekteverzuim en WAO-instroom; – door arboconvenanten hebben sociale partners aanzienlijk meer inbreng in afspraken dan bij normale wetgeving het geval zou zijn; – arboconvenanten zijn meer op maat te snijden voor de bedrijfstak dan wettelijke voorschriften; – met arboconvenanten kan men zonder veel kosten veel meer ondersteuning en advies voor arbobeleid verkrijgen dan zonder convenanten; – arboconvenanten zijn uitstekend geschikt om zowel de arboverplichtingen als het handhavingsbeleid van de Arbeidsinspectie voor de bedrijfstak gelijk te trekken. ‘Free riders’, ‘beunhazen’ en dergelijke krijgen hierdoor minder ruimte om concurrentievoordeel te halen uit het niet-naleven van arbo-regelgeving;

– de administratieve lasten en inspanningen die arboconvenanten in een bedrijf veroorzaken, kunnen op eenvoudige wijze beperkt worden door convenant-afspraken te integreren in het reguliere arbobeleid van het bedrijf.

f) goede afspraken over het doen naleven (=handhaven) van de afspraken

Partijen moeten, in het kader van een convenant, afspraken maken over de wijze waarop de naleving van de gemaakte afspraken zal worden gecontroleerd en zonodig afgedwongen. Deze en andere middelen om de naleving van convenantsafspraken te handhaven staan in vraag 2 beschreven.

Wat is de relatie tussen de afspraken uit arboconvenanten en het ‘normale’ arbobeleid in een bedrijf?

Arboconvenanten zijn primair gericht op het aanpakken van zogenaamde ‘prioritaire onderwerpen’: arbeidsrisico’s van ernstige aard, waaraan veel mensen blootgesteld worden. Middels een arboconvenant worden in een bedrijfstak 1 of meer van die risico’s aangepakt. Het reguliere arbobeleid in veel bedrijven is breder. Door middel van de Risico Inventarisatie en Evaluatie worden gevaren in kaart gebracht en gewogen. En middels het bijbehorend plan van aanpak worden ze – in principe allemaal – aangepakt. Voor die aanpak hebben veel bedrijven beleid geformuleerd en organisatorische stappen gezet. Het grote voordeel van deze benadering binnen de bedrijven is de samenhangende aanpak van arboproblemen. Bovendien verplicht de arbowet werkgevers tot het voeren van een dergelijk arbobeleid.

Met de ‘losse onderwerpen’ uit een arboconvenant ontstaat het gevaar dat deze beleidsmatige aanpak ‘uit balans gebracht wordt’. Of erger: werkgevers beginnen te klagen over vele nieuwe extra verplichtingen, een enorme papierwinkel ontstaat enz.

Het is daarom in ieders belang de afspraken in een arboconvenant zoveel mogelijk te integreren in het normale arbobeleid van een bedrijf. Dat begint met de formulering van het convenant zelf, en met de afspraken die worden gemaakt over bijvoorbeeld blootstellingsmetingen en onderzoek.

In de bedrijven zelf biedt de Risico Inventarisatie en Evaluatie de nodige mogelijkheden om met een minimum aan extra inspanning de convenantsverplichtingen te vertalen naar bedrijfsniveau:

– inventarisatie: uitbreiden met metingen naar blootstellingsgegevens voor de in covenantsafspraken genoemde onderwerpen – evaluatie: extra aandacht voor de mate waarin convenantsonderwerpen binnen het betreffende bedrijf een probleem vormen – plan van aanpak: vertalen van kwantitatieve doelen uit het arboconvenant naar bedrijfsdoelstellingen, afspraken over meten, onderzoeken en monitoren die aansluiten op de convenantsafspraken

– arbobeleid: extra aandacht voor de vraag in hoeverre convenantsonderwerpen voldoende zijn ingebed in zowel het arbobeleid als in het totale bedrijfsbeleid