Arboconvenanten: meten is weten

0
Hoe wordt het aantal mensen gemeten dat aan een veiligheids- of gezondheidsrisico is blootgesteld?

De volgende informatiebronnen kunnen gehanteerd worden:

  1. Landelijke CBS-cijfers (o.a. de jaarlijkse arbobalans) voordelen: CBS heeft een goede naam als onafhankelijk instituut. De wijze van cijfers vergaren en verwerken is consistent;

    nadelen: cijfers komen meestal via enquêtes tot stand, uit een beperkte doorsnede van de Nederlandse beroepsbevolking. De cijfers zijn niet steeds per bedrijfstak te hanteren met als gevolg de reaktie:” die cijfers gelden niet voor ons”.

  2. Cijfermateriaal van de Arbeidsinspectie voordelen: gebaseerd op degelijk onderzoek en rapporten, vaak uit te splitsen per branche;

    nadeel: niet voor alle onderwerpen/ sektoren beschikbaar.

  3. Cijfermateriaal van arbodiensten, met name de PAGO-cijfers voordeel: PAGO-uitslagen worden op groepsniveau deels gecentraliseerd verwerkt tot zgn. referentiecijfers. In het kader van PAGO worden vaak belevingsonderzoeken uitgevoerd die inzicht geven in de problematiek van (b.v.) werkdruk;

    nadeel: (net als verzuimcijfers): voor een deel ‘end of pipe’-cijfers (werknemers hebben al klachten).

  4. Cijfers van eigen onderzoek, uitgevoerd in het kader van een arboconvenant of andere initiatieven (nulmeting, vervolgmeting, cijfermateriaal tot stand brengen middels de RIE enz.).
  5. Verzuimcijfers en cijfers WAO-instroom voordeel: spreken werkgevers aan, directe relatie met de kosten van slecht arbobeleid, meestal direct beschikbaar;

    nadeel: ‘end of pipe’-cijfers (het kwaad is al geschied), vertekening door andere beïnvloedingsfactoren (keuringsmaatstaven, financiële prikkels, repressieve controle en begeleiding e.d.), de analyse van verzuimcijfers (onderzoek naar de oorzaken) is moeilijk en over het algemeen slecht ontwikkeld.

 

Met welke blootstellingsgegevens werkt de overheid bij het bepalen van doelen en sektoren voor arboconvenanten?

De overheid baseert zich op gegevens van CBS en Arbeidsinspectie. Een overzicht staat hieronder:

Overzicht blootstelling en taakstelling d.m.v. convenanten

Percentages werknemers in sectoren van FNV Bondgenoten die regelmatig blootstaan aan arbeidsrisico’s (1998) (het onderwerp ‘trillingen’ staat niet in de lijst convenant-onderwerpen; toegevoegd vanwege hoge aantallen blootgestelden in sommige branches)

(FNVBondgenoten is actief in industrie, voeding/ landbouw , dienstverlening en en vervoer)

 

(in % van werknemers in de branche)

kracht

tijdsdruk

voertuig-

trillingen

gereedschap-

trillingen

lawaai

landbouw en visserij

46

20

37

16

13

papier- en kartonindustrie

29

30

20

46

bankwezen

37

verzekeringswezen

43

computerservice/IT

43

schoonmaakbedrijven

41

29

glas- en bouwmaterialenindustie

35

29

31

22

43

metaalproductenindustrie

38

29

21

28

38

winkels in voedings- en genotmiddelen

43

openbaar vervoer

50

18

luchtvaart

31

56

16

35

juridische en economische dienstverlening

44

architecten en ingenieurs

41

RSI
RSI (Repetitive Strain Injuries) kan ontstaan doordat mensen langdurig in eenzelfde of ongemakkelijke houding werken en veelvuldig repeterende bewegingen met armen en handen maken. Andere risicofactoren voor RSI zijn: kracht zetten, werkdruk en gebruik van trillend gereedschap. Het percentage werkgebonden klachten aan nek, schouder, arm of pols varieert tussen de 19% en de 30% van de beroepsbevolking. Jaarlijks belanden 2.500 à 3.000 werknemers wegens RSI-klachten in de WAO. Hoewel de beeldschermwerkers (43% van de werkzame beroepsbevolking in 1998) de grootste risicogroep vormen voor RSI, komt de ziekte ook voor bij werkzaamheden als assemblage, inpakken en vleesverwerking. In 1996 had 50% van de Nederlandse werknemers gedurende minimaal de helft van de werktijd met repeterende hand-/armbewegingen te maken.

OPS
De ziekte OPS (organisch psychosyndroom) wordt veroorzaakt door vluchtige organische stoffen die voorkomen in verf-, lijm- en schoonmaakproducten. De meeste slachtoffers komen uit de schilders- en woonbranche, grafische industrie, autospuiterijen, metaalnijverheid en houtverwerkende industrie. Op dit moment zijn er naar schatting 2.500 OPS-slachtoffers. De beroepsmatige blootstelling aan oplosmiddelen kan aangepakt worden door vervanging van vluchtige organische stoffen. Sinds 1 januari 2000 geldt in een aantal branches een wettelijke vervangingsplicht voor oplosmiddelrijke producten.

 

Welke landelijke kwantitatieve doelstellingen hanteert de overheid als richtsnoer voor arboconvenanten?

zie de tabel hieronder: Kwantitatieve doelstellingen Ministerie SZW voor arboconvenanten

Risico Doelstelling (aantal blootgestelden) Realisatie ultimo
Tillen 30% minder 2005
Werkdruk 10% minder 2003
RSI 10% minder 2001
Geluid 50% minder 2002