Arbobondgenoten signaleert…

0

Meerokers hebben onder meer een grotere kans op longkanker, hartaandoeningen en luchtwegklachten dan mensen die niet aan andermans tabaksrook zijn blootgesteld. Het gaat om ernstige volksgezondheidsschade die voorkomen kan worden. Nu al mag in het openbaar op steeds minder plekken gerookt worden. Ook het roken binnenshuis zou ontmoedigd moeten worden. Dit stelt de Gezondheidsraad in een advies dat vandaag wordt aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

In 1990 verscheen een Gezondheidsraadadvies over de schadelijkheid van passief roken. Inmiddels zijn er veel meer betrouwbare cijfers beschikbaar over de omvang van de volksgezondheidsschade door passief roken. Een commissie van de Gezondheidsraad beoordeelde daarom opnieuw voor een reeks van aandoeningen hoeveel groter het risico voor meerokers hierop was, in vergelijking met mensen die niet aan de tabaksrook van anderen werden blootgesteld. De commissie schat dat passief roken in ons land jaarlijks de oorzaak is van:

· enkele honderden sterfgevallen door longkanker · enkele duizenden sterfgevallen door hartaandoeningen · enkele tientallen gevallen van wiegendood

· vele tienduizenden gevallen van (meer of minder ernstige) luchtwegaandoeningen bij kinderen

De ziekte- en sterftelast door passief roken kan gereduceerd worden. Als niet-rokers minder bloot komen te staan aan omgevingstabaksrook, daalt het aantal ziekte- en sterfgevallen onder hen. Voor sommige aandoeningen, zoals longkanker, loopt het risico dan geleidelijk terug. In andere gevallen valt de gezondheidswinst al heel snel te incasseren. Dit geldt voor een deel van de hartaanvallen en luchtwegklachten.

Passief roken in het publieke domein wordt door aanscherpingen van de Tabakswet steeds verder teruggedrongen. Thuis roken waar anderen bij zijn, in het bijzonder kinderen, blijft echter een groot probleem. De commissie ziet hier een rol weggelegd voor artsen, verloskundigen en medewerkers van consultatiebureaus: zij zullen wat haar betreft vaker en duidelijker moeten wijzen op de gevaren van meeroken. Te overwegen valt om deze voorlichtingsactiviteit op te nemen in het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg.

De commissie die het advies opstelde, bestond uit:

· prof. dr JC de Jongste, hoogleraar kinderlongziekten, Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam, voorzitter · prof. dr VJ Feron, emeritus-hoogleraar biologische toxicologie; Universiteit Utrecht · prof. dr ir DJJ Heederik, hoogleraar gezondheidsrisicoanalyse, IRAS, Universiteit Utrecht · prof. dr ir FE van Leeuwen, hoogleraar epidemiologie van kanker, Nederlands Kanker Instituut, Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam · drs PI van Spiegel , hoofd afdeling longziekten, Slotervaart Ziekenhuis Amsterdam. · prof. dr FWA Verheugt, hoogleraar cardiologie, Universitair Medisch Centrum St Radboud Nijmegen · drs EJ Schoten, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris.

Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt drs EJ Schoten, tel. (070) 340 7180 ,
e-mail [email protected] .

18 november 2003